Terugblikje Geheugenkoor Alkmaar

23 oktober 2015

 

  

Waar ben jij geboren?

Deze vraag staat vandaag centraal en zorgt voor herkenning en vrolijkheid.  
De liedjes sluiten natuurlijk hierbij aan. Zoals

 

Me wiegie was een stijfselkissie

 

De ooievaar kwam aan gevlogen

Me moeder keek angstig omhoog

Ze was bezig koppies te drogen

Toen ie bij ons binnenvloog

 

refrein:

Me wiegie was een stijfselkissie

Me deken was een baaienrok

Me wiegie was versierd met strikkies

De warme kruik zat in een ouwe sok

 

Me moeder, ze leefde heel sober

Ik kwam in een moeilijke tijd

’t was op de achtste oktober

De ooievaar, die moest me kwijt

 

Refrein

 

Veel mensen die willen niet weten

Waar of hun wieg heeft gestaan

Maar ik ben ’t echt niet vergeten

De mijne stond in de Jordaan

 

Maar ook het Westfriese volkslied waarvan Nel zegt dat ze het vroeger altijd op bruiloften en partijen zongen. En Sarie Marijs voor Patrick die het wint qua afstand tot zijn geboorteplaats. Hij is geboren op Java.

En dan de Limburgers Hannie, Jean en Gertje. In het midden van de kring zingen zij fier het lied Loeënde klokken.

 

Loeënde klokken

Van limburg mien landj

Loeënde klokken versjterke de bandj

Loat os ens hören

Wat steat te gebeure

Loeënde klokken

Van Limburg mien landj

Bim bam bim bam klokken van Limburg mien landj

Bim bam bim bam klokken versjterke de bandj

 

Zo leuk om van iedereen te horen waar hij geboren is en welke bijzondere herinnering men daar nog aan heeft. Bijvoorbeeld Engelien. Haar vader speelde orgel in de kerkzaal van de Hermitage in Amsterdam. Als klein meisje heeft zij daar vele uren naar hem geluisterd. Of Marja, die in Amersfoort naast de bierbrouwerij is geboren en daar altijd mocht spelen.

 

Op een gegeven moment staat Riet op. Beetje geheimzinnig neemt ze plaats in de kring. Een vreemde plek voor haar. Want Riet is de pianist. Altijd goed te horen, maar meestal niet goed te zien. Loek, gitarist, verstopt zich achter de piano.

Riet vertelt een gedicht te gaan voorlezen over een grootmoeder. Niet over een oma. Nee, over een grootmoeder. Want een grootmoeder is toch echt anders dan een gezellige oma.

Het is spannend. Riet draagt het gedicht plechtig voor. Hard, zacht, staand, zittend, met gebaren. Het woord óver komt dreigend uit haar mond.

En Loek? Hij speelt op de juiste momenten toonladders, heen en weer terug, speelt valse noten en slaat tenslotte met een klap de pianoklep dicht.

Geweldig!

Dat Nico goed geluisterd heeft blijkt bij de muzikale solo van Gertje (dwarsfluit) en Riet (piano). Zij spelen een dans van Tielman Susato. Een klein stukje gaat niet meteen helemaal niet goed. Nico roept in stijl van het gedicht Óver!

 

Het gedicht staat onder dit Terugblikje! Om het nog eens óver te lezen.

 

Groet,

 

Marja Ruts

 

 

De pianoles

 

Onbarmhartig slaat ze de maat

Ene tweee driee viere

Fout

Óver

Ene tweee driee viere

Fout

Óver óver

Je hebt niet gestudeerd – zegt ze – je hebt weer niet gestudeerd

Ze zit een beetje gebocheld achter me

De ogen priemen achter de brilleglazen

De zwarte hoge schoenen met veters stampen de maat mee met de stok

Ze ergert zich

Discipline – zegt ze – en óver óver óver

Bij de zesde keer over gebeurt het .

De toetsen van de piano worden wazig

M’n handen glijden in m’n schoot en ballen zich tot kleine onmachtige vuisten

Nog een keer óver – denk ik – en dan gebeurt er iets vreselijks

Óver

En daar gaan ze, de vuisten

Met al hun kracht slaan ze van links naar rechts over de toetsen

En terug

En nog een keer

En nog een keer

Dan sta ik op

Mijn grootmoeder wil me tegenhouden, maar ik grijp haar stok waar ze niet buiten kan

En smijt hem in de hoek van de kamer

Ze zegt niks

Haar lippen zijn stijf op elkaar geklemd

Haar neusvleugels trillen

De hand met de kromme vingers gaat langzaam omhoog

Ze gaat me slaan – denk ik –ze gaat het doen

De hand komt met kracht naar beneden maar remt vlak bij m’n gezicht af

En legt zich als een bevend diertje tegen m’n wang …

Kind – zegt ze – en dan nog eens

Kind

Dan schuift ze op mijn stoel achter de piano en begint te spelen

Ik haal haar stok weer uit de hoek van de kamer en luister

Haar handen grijpen als klauwtjes in de toetsen

De romp beweegt zich wiegend van achteren naar voren en van links naar rechts

De nek naar voren gestrekt

Het witte knotje is half los gegaan

Vanonder haar handen vandaan springen de noten

Hoogop de kamer in blijven even trillend in de lucht hangen

Voordat ze zich uitgezongen neerleggen op de kast

Op het bed

En op de grond

Het tempo wordt hoger en ze lacht

Dan ineens is daar het akkoord dat fout gaat

De misslag

Ze schrikt alsof er een afschuwelijk beest in haar vingers bijt

Even luistert ze alsof ze denkt dat het nog goed kan komen

Dan slaat ze met een klap de piano dicht

Ze ziet er uit als een boze heks en pakt haar stok

Nu zal het gebeuren – denk ik – nu zullen we het hebben

Nu zal ze als een echte heks op haar stok gaan zitten en door het raam wegvliegen

De witte haren wapperend achter zich aan

De zwarte hoge schoenen met veters aan weerskanten bungelend

Eerbiedig doe ik een stap achteruit om haar voldoende ruimte te geven voor de start

Grootmoeder – zeg ik plechtig – het spijt mij dat ik nooit gestudeerd heb

En even later

het ga u goed

ze kijkt me argwanend aan en gaat moe in haar leunstoel zitten

ik ga naar huis

de volgende dag is ze gestorven

wil je grootmoeder nog even goeiendag zeggen – vraagt m’n vader

nee – zeg ik – dat heb ik gisteren al gedaan!

 

Uit Oktoberkind van Liselore Gerritsen