Terugblikje Geheugenkoor
26 juni 2015
Een paar weken geleden zongen we het lied De wandelclub. Het refrein gaat zo:
Jo met de banjo, en Lien met de mandoline
Kaatje met ‘r mondharmonikaatje
Truitje met ‘r luitje, je moet dat cluppie zien
Dol op een man, dol op een man
We zijn zo dol op een mandoline!
O, zei Lenie toen spontaan. Ik heb een mandoline. Die neem ik volgende keer wel mee. En dat heeft ze vandaag dus gedaan.
Trots laat ze de mandoline zien. Het is een prachtig instrument. Ze vertelt dat de mandoline vroeger bij hun thuis op een kast lag. Haar vader had de mandoline meegenomen uit Amerika. Lenie was bij een mandoline-orkest gaan luisteren en wilde wel mandoline spelen. Toen kreeg ze van haar vader zijn mandoline.
We bekijken de mandoline van dichtbij. Lenie vertelt over de werking van het instrument. Ook dat de mandoline vier paar snaren heeft. Mooi!
Dan laat Anneke haar viool zien. Ook een snaarinstrument. Maar dan één met drie snaren.
Daar heeft Nico een vraag over. Wat ik me altijd al heb afgevraagd, zegt hij. Waarom spelen violisten altijd met de viool op de linker schouder. Tja. Het is praktisch om allemaal dezelfde kant op te spelen in een orkest. Gertje weet van een muzikant die i.v.m. een blessure met de andere hand is gaan spelen. Maar waarom het niet vaker gebeurt dat iemand de viool op zijn rechterschouder legt, nee dat weten we niet.
Anneke speelt een stuk van Willem de Fesch. Niet zomaar. Haar zoon speelt ook viool en heeft met zijn orkest in Rusland gespeeld. In Rusland wordt heel veel viool gespeeld en er is heel veel bladmuziek te verkrijgen. Hij kwam dan ook met een koffer vol terug. Er was een boek bij van Willem de Fesch. En laat Willem de Fesch nu een Nederlandse componist en violist zijn uit de achttiende eeuw (de barokperiode), geboren in Alkmaar!
Ter inleiding op het lied Sammy maken we met stokken en een regenmaker regen. Een regenmaker is een instrument dat een langgerekt, ruisend geluid maakt. Je kunt de regenmaker zelf maken van allerlei materiaal. Maar het oorspronkelijke instrument werd gemaakt van de uitgebloeide delen van de cactus. Wanneer de delen nog groen waren, werden de naalden naar binnen gedrukt. Hierdoor ontstond binnen de cactus een net van naalden. Hierna werd de cactus gedroogd en gevuld met kleine zaden of kiezelsteentjes en dan weer gesloten. Door beweging van de pijp wordt het geluid van de regen nagebootst.
Zo leren we vanmiddag veel over instrumenten.
En dan nog een hoogtepuntje van de middag. Deze middag lijkt alleen uit hoogtepunten te bestaan.
Wat gebeurt er? In het midden van de kring spreidt Ria een geborduurd kleed uit met blauwe bloemen. Op het kleed verschijnt een heuse bloemenstal. Margrieten, violen, een tulp, een jasmijn, rozen. Zelf trekt ze een gebloemde rok aan. Het ziet er heel vrolijk uit! En dan vertelt ze hoe ze vroeger op school bij de Nederlandse les een gedicht moest voordragen. Declameren werd het toen genoemd. Ze koos het gedicht De mooiste bloemen van Annie M.G. Schmidt. Ze kreeg een acht! De zuster die Nederlands gaf, was haar lievelingsdocente. Misschien deed ze daardoor wel extra haar best voor het vak. Ze heeft het gedicht toen in ieder geval zo goed geleerd dat ze het nu uit haar hoofd heeft kunnen opschrijven en voor ons declameert. Weer een acht!
Groet,
Marja
De mooiste bloemen
Midden op het grote plein
Staat het stalletje van Katrijn
Mooie blommen! Mooie blommen!
Mensen, hierheen moet je kommen!
Ik heb Margrieten, mooie anjers,
Ik heb violen … zulke kanjers!
Rode rozen, korenbloemen,
Veel te vel om op te noemen.
Lelietjes van twintig centen,
Prachtig mooie. Je ruikt de lente!
Daar komt kleine Pieter aan.
Bij het stalletje blijft hij staan.
Wel m’n jongen, zegt Katrijn
Wat zal ’t wezen, wat zal ’t zijn?
Irissen met lange stelen,
Wil je paarse, wil je gele?
Zestig centen maar, de tien!
Wil je roosjes dan misschien?
Ook niet deze? Of van deze?
Maar wat moet het dan toch wezen?
Moet je ze voor moeder halen?
Neem dan lelietjes-van-dalen!
Nee, zegt Pieter, nee het was
Voor de juffrouw van de klas!
Weet je, ze verjaart vandaag
En nu geef ik haar zo graag
Bloemetjes met gele hartjes.
Maar ik heb alleen maar twee kwartjes …
Lieve jongen, zegt Katrijn, dan krijg jij van mij Jasmijn!
’t Allermooiste wat er bij is.
En of Pietertje ook blij is!
Kijk, daar gaat hij met zijn petje
En zijn prachtige boeketje
Straks zegt Pieter heel geleerd:
*Juf, nog wel gefie-sie-teerd.